dinsdag 21 september 2021

Hillsong en Henri Nouwen

preek Haggaï 1 - de herbouw van Gods huis

zaterdag 11 september 2021

preek 2 Korintiërs 5 het mooiste van kamperen is thuiskomen

Preek Psalm 84 - Waarom naar de kerk

vrijdag 27 augustus 2021

Preek over corona en rust

preek over de vraag of de coronacrisis een straf van God is

dinsdag 22 juni 2021

preek over de heilige Geest in het boek Handelingen - de Geest maakt één

maandag 7 juni 2021

de heilige Geest en de Schepping

preek Pinksteren 2021

maandag 17 mei 2021

Een verweesd geloof - preek wezenzondag 2021

De aanklager en de advocaat - preek Hemelvaart 2021

woensdag 14 april 2021

Preek zondag na Pasen, 11 april 2021 - een brandend hart

woensdag 7 april 2021

Jezus , Johannes en Maria - Preek Goede Vrijdag

Preek Pasen 2021 - Ga je mee naar Galilea?

woensdag 24 maart 2021

Preek lijden aan onrecht

maandag 15 maart 2021

preek Lijden aan ziekte

 

vrijdag 12 maart 2021

gedicht voor kinderen over de heiligheid van God

God is heilig 
dat heb je vaak gehoord 
we gaan het eens spellen 
dan begrijp je dat woord 

De H is van hoogverheven 
de plaats waar God troont 
maar de ei is van eindeloos 
er is geen plek waar Hij niet woont 

De L is van loven 
engelen buigen voor Hem 
de I is van ik 
ook ik geef Hem mijn stem 

De G is van geweldig 
zo is mijn Heer 
ik wil Hem prijzen 
telkens weer

woensdag 10 maart 2021

preek biddag 2021 - 'Heer wijs ons nieuwe wegen' - Psalm 25

maandag 1 maart 2021

preek Lijden aan jezelf

zaterdag 13 februari 2021

Preek Jacob zegent Efraïm en Manasse - Preek 5 in de serie over Hebreeën 11


vrijdag 5 februari 2021

gedicht over de terugkeer van de wolf

De eik zijn tweede jeugd

ik liep in ’t bos, keek om mij heen 
en zag een stam met gaten 
had daar soms een specht gebroed? 
stel dat een boom kon praten 

blad’ren ruisten in de wind 
ineens verstond ik bomentaal 
een oude eik begon te spreken 
vertelde mij een mooi verhaal 

’t ging over lang vervlogen tijden 
de jonge jaren van een eik 
mensen waren arme sloebers 
maar de natuur was soortenrijk 

hij zei: ik zag nog wolven jagen 
de lynx liep in ditzelfde bos 
een oehoe zat soms op mijn takken 
loerend naar een jonge vos 

en altijd hoorde ik in maart 
korhoenders baltsen op de hei 
de hop kwam in april weer terug 
de nachtzwaluw verscheen in mei 

generaties zwarte spechten 
kregen drumles op mijn stam 
een bever bouwde in een beek 
van berk en els een grote dam 

tussen mijn wortels liep een gang 
gegraven door een dassenpaar 
en éénmaal zat er in mijn kruin 
een jonge zwarte ooievaar 

ik zag fris groen en helder blauw 
zo ver als ik maar kijken kon 
maar op een kwade dag verscheen 
een rookpluim aan de horizon 

het zandpad werd geasfalteerd 
de wolf koos voor het hazenpad 
en waar lynxen samen speelden 
verscheen een dorp en toen een stad 

op de wegen steeds meer auto’s 
‘t eerste vliegtuig in de lucht 
altijd mensen in de bossen 
ook de oehoe is gevlucht 

weemoedig denk ik t’rug aan vroeger 
maar ergens is de cirkel rond 
want weet je wat een week geleden 
onder aan mijn boomstam stond? 

een wolf die over oude paden 
de weg naar onze bossen vond 
nee ’t was geen vos, ik weet het zeker, 
en ook beslist geen herdershond 

zal straks ook de lynx weer huilen 
met de wolven in het bos? 
zal de oehoe weer te zien zijn 
loerend naar een jonge vos? 

een windvlaag deed de boom toen buigen 
het kraakte in de eikenstam 
hij was tenslotte al op leeftijd 
heel hoog en ook behoorlijk stram 

hij zweeg maar ‘k had genoeg gehoord 
wat was ik blij, verheugd 
oude tijden keerden terug 
de eik zijn tweede jeugd

Het geloof van Izaäk - preek 4 in de serie over Hebreeën 11


zaterdag 30 januari 2021

Samen op weg: gedicht over vogeltrek en onze pelgrimsreis



Samen op weg

 

stilte voor de storm

het is nog donker

plotseling

de eerste gele kwikken

op weg naar het noorden

in het morgenrood

een reusachtige bal spreeuwen

door een onzichtbare deegroller

veranderd in een langgerekt lint

de lucht kleurt blauw

met flarden wit

graspiepers dansen

als muggen

en zwaluwen, overal zwaluwen

de eerste rovers 

klapwiekend, kantelend

minder haast, zo voor het oog

maar strak door

opgejaagd door hormonen

 

richting het westen

door het schuim van de branding

een kleine jager

eidereenden

in alle kleuren

en zo ver de horizon reikt

jan van genten

fel zwart wit

lopend over het water

als Petrus

een vaal stormvogeltje

zonder te zinken

hij heeft immers vleugels

de lucht strak blauw

en donkergrijs

noordwestenwind

heeft alle kleuren van de regenboog

 

naar het zuiden

duizenden vinken

van heinde en ver

samen met lijsters

niet te tellen

grote gele kwikken

in hun golvende vlucht

roepende  veldleeuweriken

heerlijk geluid

de laatste zwaluwstaart

voordat het koud wordt

de eerste kepen

tussen de vinken

in de bosjes

goudhanen en zwarte mezen

 

naar het land

voorbij de horizon

onderweg

als de vogels

in de voetsporen

van Hem die omhoog keek

op wie de Geest

neerstreek als een duif

die hield van de plek

waar mus en zwaluw

hun jongen grootbrachten

Hij leidt ons

langs groen gras

naar vredig water

over bergen

waar onze hulp is

in de naam van de Heer

die hemel en aarde gemaakt heeft

de les van Henoch - preek 1 in serie over Hebreeën 11

De hop (III) - de hop in Israël

Jeruzalem

In de eerste bijdrage over de hop liet ik weten dat ik ook in Israël een hop zag. zie Hop (I)Na afloop van mijn bezoek aan dit land zocht ik informatie op over het voorkomen van de hop in het land van de Bijbel, en ik kwam erachter dat de hop daar nota bene de nationale vogel is. Ter gelegenheid van  het zestigjarig bestaan van de staat Israël is er in 2008 een verkiezing uitgeschreven, en de hop werd gekozen  met vijfendertig procent van de stemmen.

Heel opvallend. Uitgerekend een vogel die in de Bijbel bij de onreine dieren wordt genoemd werd de nationale vogel van Israël. Dat de hop een smerige vogel is weten ze in Israël ook. Ze noemen de vogel daar doekipat, wat ‘stronthaan’ schijnt te betekenen. Wat in Nederland nog een bijnaam is, dat is in Israël dus de gangbare aanduiding van deze vogel. Maar ondanks deze veelzeggende naam won hij de verkiezing met afstand.

Er bestaat in Israël trouwens een legende die vertelt hoe de hop aan zijn  mooie kuif is gekomen;

Ooit maakte koning Salomo een vermoeiende tocht door de woestijn, de zon brandde op zijn hoofd. Een zwerm hoppen – toen nog zonder kuif – bracht hem verkoeling door boven zijn hoofd te gaan vliegen als een soort levende parasol.  De koning waardeerde dit zeer en vroeg ze hoe ze beloond wilden worden. Na enig overleg besloten de hoppen dat ze net zo'n mooie gouden kroon op hun hoofd wilden als de koning. En zo gebeurde het.

Maar al snel bleek zo'n gouden kroon erg onhandig. Niet alleen was het zo lastig vliegen, ook werd er overal op ze gejaagd om het goud te kunnen bemachtigen. De hoppen gingen terug naar koning Salomo om het probleem voor te leggen. Wijs als hij was ruilde hij de kroon van echt goud in voor een prachtige goudkleurige verenkroon die de hop nu nog steeds draagt.

De hop spreekt in Israël dus tot de verbeelding en trekt de aandacht. Ik vind het heel bijzonder dat uitgerekend deze vogel, die ons als gelovigen zo treffend een spiegel voorhoudt, de nationale vogel is van het land van de Bijbel. Ik ben haast geneigd om er de leiding van God in te zien, of op zijn minst een knipoog. Laat deze vogel die even mooi als smerig is ons juist daar maar blijven herinneren aan de dubbelheid van ons menselijk bestaan.  

Maar mijn gedachten gingen ook nog een andere kant op toen ik hoorde dat de hop de nationale vogel is van Israël. Voor mij is Israël als moderne natie ook een onreine beauty. Aan één kant is het indrukwekkend hoe in zo korte tijd dit land tot bloei is gebracht. In een droog land met veel woestijn kunnen nu miljoenen mensen wonen en ze hebben de beschikking over voldoende water. Israël is koploper in de wereld als het gaat om watertechnologie. Het heeft letterlijk de woestijn laten bloeien als een roos, om woorden van de profeet Jesaja aan te halen.

Afgezien hiervan is Israël ook het volk van Gods eerste liefde. Ik geloof dat ze nog steeds een bijzondere plek hebben in Gods hart. Ook op deze manier is Israël de beauty onder de volken, een volk waar God zich op een bijzondere manier tot verhoudt.

Maar het is niet allemaal goud dat er blinkt in de moderne staat Israël. Er is internationaal veel kritiek op de manier waarop Israël de rechten van de Palestijnen negeert. Naast de ruim zes miljoen Joden wonen er bij elkaar ook ongeveer zes miljoen Palestijnen verdeeld over de zogenaamde Palestijnse gebieden. De Palestijnen zijn een kansloos volk en velen van hen leven in bittere armoede. Ze voelen zich bestolen door Israël. De Gazastrook wordt wel de grootste openluchtgevangenis van de wereld genoemd. Het aantal slachtoffers dat het Israëlische leger maakt onder Palestijnse burgers bij zogenaamde vergeldingsacties is vele malen hoger dan het aantal slachtoffers aan de kant van Israël door aanslagen en raketbeschietingen vanuit Gaza.

Arabische wijk in Jeruzalem


Dit gebeurt in het land waar Jezus de vredestichters zalig sprak en aan zachtmoedigen beloofde dat zij het land zullen beërven. Erg dubbel allemaal. Maar ook van deze dubbelheid is de hop, de doekipat, voor mij een verbeelding.

Ondertussen hoop ik dat er een moment komt waarop we een ander Israël gaan zien. Een tijd waarin de naties zich kunnen vergapen aan een vlinderachtig volk met prachtige kleuren en een jaloersmakende kuif. Een tijd waarin Jeruzalem haar naam eer aan doet en werkelijk een stad van vrede is. Laat de herinnering aan de vele oorlogen die daar zijn uitgevochten maar vervagen doordat in alle kogelgaten in de oude stadsmuren paartjes hoppen tot broeden komen.

 


 

De hop (II) - een onreine beauty

 

De hop dankt zijn naam aan zijn roep: hoep hoep hoep. Maar hij heeft een opvallende bijnaam die niet zo complimenteus is. Vroeger kwam de vogel meer voor in Nederland, en werd hij ‘drekhaan’ of ‘stronthaan’ genoemd. De hop broedt namelijk in holle bomen en maakt in tegenstelling tot andere holenbroeders zijn nestholte niet schoon, waardoor er op den duur een ondraaglijke stank uit het nest komt. Andere holenbroeders verwijderen consequent de uitwerpselen van hun jongen. Misschien heb je wel eens een koolmees of pimpelmees in een nestkast in je tuin te broeden gehad. Als ze jongen hebben zie je ze regelmatig met een ‘pakketje’ uitwerpselen in hun snavel wegvliegen. Maar de hop doet dit niet en maakt van zijn nest een smerige bende. Daarnaast hebben de vogels een speciale klier onder de staartbasis waar in het broedseizoen een stinkend goedje uitkomt. De vogel smeert zichzelf daarmee in om zo minder aantrekkelijk te worden voor predatoren.

Alles bij elkaar niet zo’n frisse vogel, en dit zou de reden kunnen zijn dat we de hop in de Bijbel bij de onreine dieren tegenkomen. Hoewel een al wat oudere Bijbelse encyclopedie in mijn boekenkast de onreinheid verklaart door te wijzen op de manier waarop de hop aan zijn voedsel komt: hij zou wormen en insecten zoeken in uitwerpselen van andere dieren. Het één hoeft het ander niet uit te sluiten. Maar opvallend is het wel: De enige zangvogel tussen voornamelijk roofvogels en kraaiachtigen, die met de dood in verband worden gebracht.

 

Zo’n prachtige vogel, en dan toch een onrein dier, een onreine beauty. Maar in deze combinatie van schoonheid en onreinheid houdt de hop ons een spiegel voor. Wij mensen zijn namelijk ook onreine beauty’s. Om het met de Amerikaanse predikant Tim Keller te zeggen:  We zijn zondiger dan we ons ooit kunnen voorstellen maar tegelijk geliefder dan we ooit zouden durven hopen. We zijn geschapen naar Gods beeld, en tegelijk in zonde gevallen. We zijn tot grootse maar ook verschrikkelijk dingen in staat. We zijn getooid met prachtige gaven maar zitten tegelijk tot onze oren in de drek.

 

Zondig en geliefd: twee kanten van dezelfde medaille die mens heet. Maar we vervallen op de één of andere manier makkelijk in eenzijdigheden. In sommige kringen overheerst het optimisme: ‘Je mag er zijn, je bent geliefd en bijzonder, aan je zonden hoef je niet meer te denken als je Jezus ontvangt als je Verlosser. Natuurlijk kan een wedergeboren christen incidenteel zondigen, maar dat is de uitzondering die de regel bevestigt. Zet je kuif maar op en laat je mooie veren maar zien. Houd jezelf maar voor dat de nestholte waar je in leeft brandschoon is.’

In andere kringen klinkt een heel ander geluid, wat mij betreft net zo eenzijdig; ‘Je moet eerst maar eens diep doorleven wat voor een drekhaan je wel niet bent voordat je je kuif zou mogen opzetten.’

 

Nu is het makkelijk om op de eenzijdigheden van anderen te wijzen, maar ik moet toegeven dat ik het ook zelf nog niet zo eenvoudig vind om in dit spanningsveld de juiste toon te vinden. In theologisch opzicht sta ik ergens in het veilige midden. Ik voel me niet thuis bij een drekloos overwinningsgeloof, en evenmin bij een theologie die op een zwartgallige manier onze kuif platdrukt. Maar ook in het veilige midden is het zoeken naar woorden. Meer dan eens kreeg ik als feedback dat ik in preken wat vaker zou moeten benoemen dat we zondig zijn, en dat ik dat ook met concrete voorbeelden moest proberen te onderbouwen. ‘Zeg maar waar het op staat.’ Maar anderen vertrouwden me bij de fietsenstalling iets heel anders toe: ‘Je benadrukt wel erg vaak dat we zondig zijn, daar word ik somber van. Ik heb het zo nodig om te horen dat  ik er mag zijn, dat God van me houdt. Je kunt dat niet vaak genoeg zeggen.’

Zie daar één van de uitdagingen waar een predikant voor staat:  Ieder mens heeft zijn eigen biografie. De één heeft tegen de achtergrond van een jeugd vol afkeuring de rest van zijn leven bemoediging en bevestiging nodig: Je bent geliefder dan je ooit zou durven hopen. Maar een ander - met een gezonde dosis zelfvertrouwen en wellicht net iets te overtuigd van zichzelf - heeft het inderdaad nodig om van tijd tot tijd zonder omwegen met zijn tekortkomingen te worden geconfronteerd: Je bent zondiger dan je je ooit kunt voorstellen. Je nestholte is heel wat minder schoon dan je denkt.

Laat de hop voor ons allemaal een spiegel zijn waarin we nu weer aan ons vuil en dan weer aan onze schoonheid worden herinnerd.

 

Maar toch, als ik dit zo opschrijf moet ik weer denken aan al die momenten waarop ik zelf een hop zag. Als ik me stond te vergapen aan de mooie kleuren en prachtige kuif dacht ik niet aan de smerige verhalen die bij deze vogel horen, ik zag alleen maar een schitterende vogel waar ik van in extase raakte. Ik geloof dat God in de eerste plaats zo naar jou en mij kijkt als we zijn kinderen zijn. Niet omdat er geen onreinheid meer is in ons leven zou zijn, maar omdat Hij een God van vergeving is. Omdat Hij ons – zoals dat wel eens wordt gezegd – in Christus aanziet.  Schoonheid en onreinheid zijn zo gezien toch niet twee kanten van dezelfde mensenmedaille. Onze onreinheid is ons vergeven in Jezus’ naam maar onze veren mogen er zijn! Wat dit betekent voor de plek van verootmoediging en schuldbelijdenis in onze spiritualiteit is een vraag die ik nu verder laat rusten.

De hop (I)

 

De hop

De hop die we zagen bij Appelscha (zie onder)


 De  hop is de schoonheid onder de vogels. Deze soort heeft een prachtige kuif die hij kan opzetten als hij opgewonden is, het lijkt dan alsof de vogel een indianentooi draagt. Verder valt hij op door zijn roodbruine en zwart-witte verenkleed, hij heeft ongeveer het formaat van een vlaamse gaai, en de vlucht heeft iets vlinderachtigs.

In Nederland komt de hop incidenteel tot broeden en wordt als trekvogel vooral in de maanden april en september gezien, maar het blijft ook als trekvogel een hele zeldzame verschijning.

De hop is een vogel die het hart van bijna elke vogelaar sneller doet kloppen. Elke waarneming die me overkwam kan ik me nog herinneren als de dag van gister, de beelden staan voor altijd op mijn netvlies. Dat laatste geldt lang niet voor alle opvallende vogels die ik zie,  maar al te vaak vervaagt een herinnering aan een mooie waarneming met  het verstrijken van de tijd en roept een aantekening in mijn vogeldagboek geen concreet beeld meer bij me op. Soms tot mijn eigen frustratie, want als ik me niet meer voor de geest kan halen wat ik precies zag voelt het alsof ik een vogel niet echt heb gezien. Ik heb mezelf er daarom in getraind om bij een opvallende waarneming kort na de opwinding de film in mijn hoofd als het ware een aantal keren terug te spoelen en opnieuw af te draaien, zodat de beelden zich hechten in mijn herinnering en op elk willekeurig moment kunnen worden opgeroepen. Maar met een waarneming van een hop is dit niet nodig, wat ik door mijn kijkerbeeld zie nestelt zich als vanzelf in mijn lange termijn geheugen.

 Mijn eerste hop zag ik in 1994. Ik was met een broer en twee studievrienden uit Wageningen naar Oost Europa gelift, met het nadrukkelijke doel om zo veel mogelijk vogels te zien.  We bezochten de Hoge Tatra op de grens van Polen en Slowakije, waar we de alpenheggemus, steenarend, schreeuwarend en notenkraker zagen. In de moerassen en grasvlakten van de Hortabagy - in het oosten van Hongarije - zagen we roodpootvalken, kleine klapeksters, de slangenarend en bijna alle reigersoorten die in Europa voorkomen. We scoorden de ene ‘lifer’ na de andere. (een lifer is een vogelsoort die je voor het eerst in je leven ziet). Maar  het hoogtepunt van de tiendaagse trip was voor mij de hop die we zagen we in het Pilisgebergte boven Budapest, dichtbij de Donau. Het was onze eerste vogelactie na twee dagen liften. Terwijl de zon aan de strakblauwe hemel klom, beklommen wij een heuvel met op de top een oud kasteel. Op de rotsachtige helling zagen we een grijze gors en boven ons vlogen bijeneters, maar toen het wandelpad halverwege de helling een bocht nam zat er zo’n tien meter voor ons ineens een hop op de grond. De vogel schrok minstens zo van ons als wij van hem, zette zijn kuif op, bleef heel even als versteend zitten om daarna over ons heen te vliegen en lager op de heuvel een veilig heenkomen te zoeken. Toen ik de brede waaiervormige vleugels in combinatie met de opvallende kleuren zag begreep ik waarom de hop wel eens met een grote vlinder wordt vergeleken. De opwinding was groot en de vakantie kon toen eigenlijk al niet meer stuk.

Het duurde daarna erg lang voordat ik weer een hop zag. Het was tijdens onze eerste vakantie die we als gezin in Frankrijk doorbrachten, in het noorden van de Auvergne. De omgeving was weinig spannend en eigenlijk ronduit saai; licht glooiend, een afwisseling van weilanden en houtwallen en de nodige verrommeling. Maar dit is precies het habitat waar de hop zich thuis voelt. In de buurt van onze camping zagen we een paar keer één wegvliegen. Ze waren echter erg schuw en lieten zich niet benaderen. Toch zag ik één keer een exemplaar mooi vrij op een elektriciteitsdraad zitten, toen ik in alle vroegte een wandeling maakte met onze jongste die na de klok van vijf uur niet meer wilde slapen.

De hop is in Frankrijk niet heel zeldzaam, maar tijdens alle vakanties die we daar doorbrachten hebben we deze vogel maar één keer vaker gezien. Het was bij een air B&B waar we in 2017 overnachtten. Er nestelde een paartje tussen de stenen van een oude muur vlak achter onze slaapkamer. In het Frans heet de hop huppe fasciée. Fasciée betekent ‘gebandeerd’, en huppe  ‘gekuifd’. De eigenaar van de air B&B was enthousiast dat we de gebandeerde kuifvogel nota bene in haar achtertuin hadden gespot: Três beau! Maar toen ik haar in mijn beste Frans wilde zeggen dat we ‘misschien nog weer een keer terug zouden komen’ keek ze me verschrikt aan. Ik begreep haar reactie eerst niet, maar volgens onze kinderen - die het Frans beter beheersen dan hun vader - zei ik: Waarom zouden we nog een keer terug komen?

 In Nederland heb ik de hop twee keer mogen bewonderen. Eén keer zijn we naar een vogel gereden die al door anderen was ontdekt en waarvan er foto’s op het internet waren geplaatst. Vogelaars noemen dit ‘twitchen’: het gericht opzoeken van een zeldzaamheid op basis van informatie van derden. Ik heb hier normaal gesproken niet zoveel mee. Het windt me niet echt op om ergens heen te rijden en al precies te weten wat je er zult aantreffen. Het is alsof je naar een voetbalwedstrijd gaat kijken en van te voren al weet wat de uitslag wordt.  Afgezien hiervan vind ik de drukte die twitchen met zich meebrengt ook niet fijn. Als het om een erg zeldzame vogel gaat kunnen er zomaar honderd mensen tegelijk op één plek samenstromen. Daar sta je dan, om tussen al die ruggen door een glimp van de vogel op te vangen.

Nu is de hop niet zó zeldzaam dat hij elke keer weer honderden mensen trekt. Maar vanwege zijn opvallende uiterlijk komen er doorgaans wel veel fotografen op af. Fotografen worden door vogelaars wel eens ‘foutografen’ genoemd, omdat een deel van hen zich nogal eens asociaal gedraagt en het nodige verstoort in de natuur. Ook op deze hop - die was neergeestreken in een woonwijk in Leek - kwamen foutografen af. Ze liepen nota bene ongevraagd de tuin in waar de vogel rondscharrelde, waarmee ze hun slechte reputatie maar weer eens bevestigden. De eigenaar van de tuin reageerde geërgerd en in vergelijkbare situaties is het wel eens voorgekomen dat een zeldzame vogel werd weggejaagd, zodat mensen eindelijk verlost waren van al die pottenkijkers rond hun huis.

Niet mijn manier van vogels kijken dus, dat twitchen te midden van fotografen.  Maar er zijn soorten waar ik een uitzondering voor maak en daar is de hop één van. Die moest ik toch echt een keer bijschrijven op mijn Nederland-lijst. Maar het was een gevalletje ‘scoren en weer wegwezen’.

Veel groter was mijn enthousiasme toen we een aantal jaren later zelf een hop ontdekten. We zouden gaan fietsen in de buurt van het Aekingerzand bji Appelscha en zochten een geschikte plek om de auto neer te zetten. We namen echter een verkeerde afslag en ik remde af om te kunnen keren. Voordat ik hier een humeurige opmerking over kon maken ontstond er grote opwinding in de auto toen een hop uit de boom vloog waar de auto naast tot stilstand was gekomen. De vogel vloog laag langs de auto en ging een eind verderop in een weiland zitten. De dagen erna zijn er nog heel wat mensen op afgekomen, waaronder ook fotografen die er de schuld van hebben gekregen dat de vogel op een gegeven moment weer was gevlogen. Maar omdat het om een trekvogel ging was het te verwachten dat hij daar niet weken lang zou blijven rondhangen.

 In 2018 zag ik (naar ik hoop voorlopig) mijn laatste hop, toen ik als geestelijk verzorger mee mocht met een groepsreis naar Israël. De vogel scharrelde rond op een onooglijk grasveldje achter een restaurant waar we voor de zoveelste keer falafel met rauwkost aten. 

In een volgend blog beschrijf ik hoe de hop mij als theoloog aan het denken zet. En ik ga ook nog uitgebreider in op de hop in Israël. 

Sara is ook onder de geloofshelden: preek 3 in de serie over Hebreeën 11

preek over Sara

Een boot op het droge bouwen: preek 2 in de serie over Hebreeën 11

preek over Noach, Genesis 6, Hebreeën 11

vrijdag 29 januari 2021

Een steppekiekendief in coronatijd (II)

 

Toen het coronavirus in Nederland met een opmars begon was het hier volop voorjaar. De natuur was zo mooi en er gebeurde van alles. Terwijl vliegtuigen aan de grond werden gehouden, kozen trekvogels massaal het luchtruim. Het was druk in de lucht, en het leek wel alsof de vogels des te meer opvielen bij het ontbreken van de bekende witte strepen.

De tjiftjaf was als eerste teruggekeerd uit landen die de grenzen hadden gesloten. Overal hoorde je ze weer zingen. Ooievaars stonden weer te klepperen op hun nesten. Ze vlogen hierheen via Frankrijk en Spanje. Landen waar niemand meer in of uit mocht.

Voorjaarsvlinders dwarrelden door onze achtertuin, en keken ook even bij de buren waar wij twee weken geen contact mee mochten hebben. Tijdens hun opvallende baltsvlucht hielden de citroenvlinders geen anderhalve meter afstand. Waarom zouden ze?  Knoppen aan bomen stonden op uitbarsten. Bloesem en fris lentegroen gaven de natuur weer kleur. Overal bloeiden narcissen, blauwe druifjes en hyacinten. Nog even, en de uiterwaarden van het Zwarte Water zouden weer vol kievitsbloemen staan.

 Zo bijzonder was dat, dat de uitbraak van het coronavirus  samenviel met deze jaarlijkse opleving in de natuur. Het contrast tussen de exploderende natuur en onze stilgevallen samenleving was groot, en gaf mij het gevoel dat wij mensen even wat minder belangrijk waren. We werden op onze plaats gezet.

Het leek wel alsof ik de trekvogels in de lucht een lange neus zag trekken naar de mensen die hoorden dat hun vliegvakantie niet doorging. Het was alsof de groene specht die ik in het bos hoorde roepen ons persoonlijk uitlachte. Híj kreeg geen snavelkapje aangemeten.

Maar de natuur leek zelfs te profiteren van de crisis waar wij midden in zaten. Het leek alsof  het voorjaar des te uitbundiger was, doordat wij even een stap terug moesten doen.

Dat leek niet alleen maar zo, het was ook zo.

Zo was in maart de amfibieëntrek in volle gang. Padden en kikkers kwamen bij stijgende temperaturen uit hun winterslaap en trokken naar nabijgelegen water om hun eieren af te zetten. Het enige dat veel van ons daar normaal gesproken van meekrijgen is dat er ineens overal doodgereden dieren op de weg liggen. Elk jaar weer sneuvelen in maart enorme aantallen amfibieën onder onze autowielen. Maar dit jaar was er een stuk minder verkeer op de weg. Op een zachte avond maakte ik een wandeling, en overal zag ik kikkers en padden hippen.  Hier en daar nog steeds een dood dier op het asfalt, maar het overgrote deel kon in alle rust de wegen oversteken. ‘Lang leve corona’ kwaakten ze.

Ook op andere plekken merkten ze dat de natuur opleefde toen wij werden stilgezet.  Een inwoner van de Chinese stad Wuhan schreef dat hij vanaf de vijfentwintigste verdieping van zijn flatgebouw vogels hoorde zingen in de stad. Voor hem een nieuwe ervaring. Normaal gesproken hoorde hij alleen  maar het geraas van verkeer.

Het schijnt dat de CO₂-uitstoot in China met maar liefst een kwart daalde in de eerste maanden na het uitbreken van de crisis. En de smog over grote steden in China was bijna verdwenen.

De natuur haalde opgelucht adem op toen wij de adem inhielden. Nogal confronterend was dat. We werden er indringend bij bepaald hoezeer wij de aarde belasten en uitbuiten met onze moderne manier van leven. Ineens zagen we het, nu we gedwongen werden om een stap terug te doen. De coronacrisis drukte ons er met de neus bovenop dat we niet goed met de aarde omgaan. De zucht van verlichting die de schepping slaakte maakte ons beschaamd.

 Maar op het moment dat ik dit schrijf zijn we al weer heel wat maanden verder. Er is een vaccin in de maak en het einde van de pandemie zou in zicht zijn. In China draait de economie al weer op volle toeren; zouden er nog steeds vogels te horen zijn in Wuhan? Ik vrees het ergste.

Zijn wij eigenlijk wel in staat om het roer echt om te gooien, om duurzamer te gaan leven en omwille van het behoud van de aarde een stuk welvaart in te leveren? Is consuminderen een serieuze optie of is een oproep in die richting bij voorbaat aan dovemans oren gericht?

De ijzeren wet van economische groei werkt niet in het voordeel van de aarde. In het systeem waarin wij zitten móet de welvaart per hoofd van de bevolking elk jaar blijven toenemen. Als dat niet gebeurt, ontstaat er een recessie. Dat brengt allerlei problemen met zich mee waar niemand blij van wordt, en daarom mogen er op het altaar van economische groei grote offers worden gebracht. Er moet en er zal onder de streep groei zijn. Er moet geproduceerd en geconsumeerd worden.

De gevolgen voor natuur en milieu zijn inmiddels  niet meer te ontkennen: ontbossing, klimaatverandering, zeespiegelstijging, plastic soep in de oceanen, bodemerosie, droogte en misoogsten, het uitsterven van dieren en planten etc.

Nu is het makkelijk om een systeem te veroordelen, maar ik maak er zelf deel van uit. Zo wordt mijn salaris bij elkaar gelegd door hardwerkende mensen die blij zijn als hun bedrijven winst maken. Ze zitten niet te wachten op een recessie, en dat begrijp ik. En afgezien daarvan lever ik mijn eigen bijdrage aan de uitputting van de aarde. In de pindakaas waar ik zo van houd zit palmolie. En laat de palmolie industrie nu  net verantwoordelijk zijn voor de kap van veel tropisch regenwoud. Ik heb ook een vierwieler voor de deur staan, met een benzinemotor. Zo eentje van één op veertien. De aanschaf van een milieuvriendelijke elektrische auto vind ik nog te duur. Korter douchen kost mij veel moeite, en ik produceer door de week een aanzienlijke hoeveelheid afval.

Er zijn momenten dat ik me er maar bij neerleg, maar mijn geweten blijft spreken. Het opeten van de aarde is goddeloos gedrag, falend rentmeesterschap waar geen excuus voor is. We bevinden ons op een weg die niet Gods weg is.

 Kan ons systeem veranderen en kan ik zelf het roer omgooien?

Mijn gedachten gaan weer uit naar de Steppenkiekendief (zie een steppenkiekendief in coronatijd I). Dat is een vogel met een bijzonder verhaal, een verhaal van nieuwe wegen. Steppenkiekendieven zijn trekvogels. Het broedgebied ligt in de graslanden van Zuidoost-Europa en Midden-Azië. In de winter trekt de vogel naar Afrika, India en Zuidoost-Azië. De Europese populatie gaat echter sterk achteruit, in landen als Moldavië en Wit-Rusland is de soort als broedvogel waarschijnlijk verdwenen door biotoopvernietiging. Toch wordt de vogel hier steeds vaker gezien. Regelmatig overwintert er een aantal in Nederland en recent kwam de vogel zelfs tot broeden in een Groningse akker. Het eerste broedgeval voor West-Europa. Nota bene een paar kilometer buiten Winsum waar wij toen nog woonden. De vogel broedt sinds een aantal jaren ook in Finland waar hij zich uit lijkt te breiden. Er lijkt dus sprake van een westwaartse uitbreiding, de steppenkiekendief verlegt zijn koers, verkent nieuwe wegen. Hij gooit het roer om. Zonder deze westwaartse uitbreiding was de steppenkiekendief wellicht al verdwenen uit Europa.

Was dit de boodschap van de vogel die op 20 april tijdens het hoogtepunt van de coronacrisis over ons huis vloog? Wilde hij ons laten zien dat het weldegelijk mogelijk is om nieuwe wegen in te slaan, en dat je daar niet mee moet wachten tot de oude wegen je ondergang worden?

Ik zie het beeld weer voor me van die slanke roofvogel die koersvast en met rustige vleugelslagen naar het noorden vloog. Was hij onderweg naar Finland? Of ging het richting een Groningse akker om daar op een vrouwtje te wachten? Wie zal het zeggen. In elk geval was het een vogel van de westwaartse uitbreiding, een kiekendief van nieuwe wegen, een vogel die mij op een indringende manier aan het denken heeft gezet: Het is mogelijk om nieuwe wegen in te slaan, maar wacht er niet mee totdat oude wegen je fataal worden, want dan ben je te laat.

Een steppekiekendief in coronatijd (I)

 

Het is 6 april 2020, even na tien uur ’s morgens. Ik zit in mijn werkkamer te staren naar de monitor van mijn computer, links en rechts van me liggen een opengeslagen bijbel, briefjes met aantekeningen en een to-do list.  In de vensterbank voor het grijpen een oude verrekijker van de kringloop, zo’n klassieke porro zeven maal vijftig die in ons gezin bekend staat als ‘de retrokijker’. Voor zeven en een halve euro een prima beeld, hij staat er voor het geval dat.

Ik neem nog een keer de overdenking en liturgie door, en zucht. Over drie kwartier begint wéér een rouwdienst, voor mij de vierde in amper twee weken. Het coronavirus heeft dit voorjaar hard toegeslagen in Hasselt. Ineens waren er overal zieken, en meer dan één werd het virus fataal. We werden volledig door de gebeurtenissen  overrompeld. Hasselt haalde het nieuws en veranderde een tijd lang in een spookstad. Het was uitgestorven op straat, mensen bleven angstvallig binnen. Er hoefde geen druk te worden uitgeoefend om afstand tot elkaar te houden. Toen dagelijks de klokken luidden begreep iedereen in onze Hanzestad hoe besmettelijk en gevaarlijk het virus was dat in korte tijd de wereld veroverde. We zagen de keerzijde van globalisering, de verspreiding van de ziekte deed denken aan domino-day: het ene steentje tikte het andere aan in een niet te stuiten tempo. De schrik zat er goed in.

Op 11 maart  - biddag voor gewas en arbeid - waren er nog kerkdiensten geweest, ook in de Ontmoetingskerk waar ik mijn werk mag doen. Er werd uit volle borst gezongen. De ouderling van dienst mocht mij weliswaar geen hand geven, maar dat was de enige maatregel waar we op dat moment mee te maken hadden. We deden er nog wat lacherig over. Zo’n vaart zou het allemaal niet lopen, dachten we. In Brabant, daar moesten ze oppassen. Onder de carnavalsvierders bevonden zich pechvogels die het virus hadden opgelopen tijdens hun wintersportvakantie. Maar dat was allemaal ver van ons bed. In ons rustige stadje zou het overwaaien als een dreigende lucht waar geen regen uit valt.

Wie had die avond kunnen bedenken dat dit voorlopig de laatste normale kerkdienst zou zijn? Eén dag later werd van hogerhand dringend geadviseerd om niet meer met grote groepen mensen samen te komen. Het virus begon namelijk een eigen leven te leiden in Nederland en virologen maakten zich grote zorgen. De overheid zag de ernst van de situatie in en nam ingrijpende maatregelen. Voor de kerken betekende het dat samenkomsten voorlopig niet meer mogelijk waren. Een ongekende situatie die niemand had zien aankomen en diepe indruk maakte.

Hoewel op dat moment nog lang niet overal in Nederland besmettingen waren, bleken we het virus in Hasselt wel degelijk onder de leden te hebben. Het ging sneller rond dan een spannende roddel. Het ene na het andere gezin moest in quarantaine. Onder de ernstig zieken waren ook veertigers en vijftigers, mensen in de kracht van hun leven die me achteraf vertelden dat ze op het dieptepunt van hun ziekte geen kopje meer konden optillen, zo gesloopt waren ze door COVID 19.

Vooral ouderen bezweken aan de ziekte. In korte tijd overleden veel mensen. De anderhalve meter maatregel die ook tijdens een uitvaart in acht moest worden genomen zorgde voor intens verdrietige situaties.

 Zo zit ik daar op die bewuste morgen even na tienen en overdenk de keiharde werkelijkheid. Ik hoop maar dat ik de familie die zo langzaamaan bij de kerk zal arriveren straks iets mee kan geven.

Plotseling klinkt er opgewonden geroep uit onze achtertuin: ‘Steppenkiekendief! Een steppenkiekendief!’ Twee van onze kinderen staan gewapend met verrekijker en telescoop al de hele morgen naar de lucht te kijken. De wind waait namelijk uit het zuidoosten, in het voorjaar altijd goed voor zichtbare trek van roofvogels.

Ik bedenk me geen moment, ren naar het dakraam dat uitkijkt op het noorden en duw het zover mogelijk open. Ik zie nog net een glimp van de kiekendief verdwijnen over de Ontmoetingskerk. Het is een volwassen mannetje, een slanke sierlijke roofvogel met egaal grijze bovenvleugels en op de handpennen een wigvormige zwarte vlek. Ongelofelijk! Hoewel het aantal waarnemingen van de steppenkiekendief in Nederland toeneemt is het nog steeds een hele zeldzame vogel. Niet veel vogelaars hebben deze soort op hun huislijst staan.

De bruine en blauwe kiekendief zijn bekender, en groter. De grauwe kiekendief die een comeback in Oost Groningen laat zien lijkt nog het meest op de steppenkiekendief.

Als de vogel uit mijn blikveld is verdwenen zie ik links van onze woning een zwarte lijkwagen aan komen rijden die stil blijft staan voor de ingang van de kerk. Twee mannen gekleed in zwarte pakken en  met een mondkapje voor hun gezicht stappen zwijgend uit de auto. Het voelt  niet goed om ze vanuit mijn dakraam te bespieden en ik trek me weer terug. De steppenkiekendief zal nu ergens boven het Staphorsterveld vliegen, als hij noordoost blijft aanhouden.

Ik ga naar beneden waar de jongens nog opgewonden en stijf van de adrenaline staan na te praten; ‘Hij vloog vlak over het huis! Ik dacht eerst dat er een torenvalk aankwam, zo slank was hij, tot ik de vleugeltekening zag!’

We geven elkaar lachend een high five. Ik vind het geweldig om mijn liefde voor vogels met onze kinderen te kunnen delen. Maar veel tijd heb ik niet om na te praten. Ik moet me omkleden, omschakelen, en naar de kerk. Het voelt ongemakkelijk om zo kort na deze opwinding de familie die ik moet bijstaan onder ogen te komen.

 Het was me een opvallende samenloop van omstandigheden, op die morgen van zes april. In de dramatiek van dat moment kwam voor mij veel samen: Het virus dat de hele wereld in de greep had en het voorjaar dat zich nergens iets van aantrok, de natuur die opleefde toen mensen werden stilgezet.

In een volgende blog beschrijf ik op welke manier de steppenkiekendief me aan het denken heeft gezet.

Dit is een ingesloten Microsoft Office -documentbestand dat mogelijk is gemaakt met Office .